Europa’s oudste embargo - Wapenhandel met grootmacht China

en
es
nl

Frank Slijper

Na het bloedig neerslaan van de protesten op het Pekingse Plein van de Hemelse Vrede in 1989 kondigde de Europese Unie (net als de VS) een wapenembargo af dat anno 2010 nog steeds geldt. Vanuit het oogpunt van de mensenrechten is dat terecht: de situatie is nog steeds abominabel en pogingen tot democratische hervormingen worden in de kiem gesmoord. Tegelijk is het embargo duidelijk ook politiek gemotiveerd, om China in militair opzicht zo klein mogelijk te houden. Waar de economische band met China enorm gegroeid is, blijft militaire samenwerking terecht een heikele kwestie. Ondanks scheurtjes in het embargo gaat het voorlopig nog niet van tafel. Toch is het de vraag hoe lang die blokkade stand zal houden naarmate China zijn machtspositie versterkt.

Met een duur van ruim 21 jaar is het wapenembargo tegen China het langstlopende Europese embargo; alleen dat tegen Birma (Myanmar – uit 1991) komt in de buurt. Aan de andere kant dekt de naam wapenembargo alleen in de meest letterlijke zin de lading. Waar in het geval van Birma de lijst beperkingen tamelijk uitputtend is, is het Chinese wapenembargo nooit gepreciseerd. Om die reden, en omdat er in die tijd nog geen sprake was van een gemeenschappelijk gehanteerde lijst van militaire goederen, is het altijd aan de afzonderlijke lidstaten overgelaten wat ze daaronder wensten te verstaan. Zo liet de Britse regering in 1995 weten dat ze ruimte liet voor spullen die niet schieten en die niet voor interne repressie gebruikt kunnen worden; zo mocht bijvoorbeeld Searchwater radar aan China verkocht worden. Al jaren ontvangen Chinese militaire delegaties uitnodigingen voor Britse wapenbeurzen. Frankrijk leverde de afgelopen jaren zelfs scheepskanonnen, naast helikopters en sonar voor fregatten. Ook Duitsland levert op grote schaal dieselmotoren (in sommige gevallen onder licentie gebouwd in China) voor alles van onderzeeërs tot pantservoertuigen en tanks.

Nederland op zijn beurt heeft altijd gemeend dat nachtzichtapparatuur zonder problemen geleverd kon worden. Al sinds de jaren ’70 levert Photonis (sinds 2005 deel van het gelijknamige Franse concern, daarvoor een divisie van Delft Instruments) nachtzichttechnologie aan China, inclusief complete productielijnen. Tot 1990 levert het ook materiaal zonder de benodigde papieren aan China; Delft Instruments schikt voor naar verluidt minder dan 20 duizend euro met Justitie. Mét vergunning mag het in de jaren daarna de handel in nachtkijkers gewoon voortzetten – embargo of niet. Van 1990 tot en met 2001 gaat er voor bijna tien miljoen euro aan militair geclassificeerde nachtzichtapparatuur naar China; als deze technologie eind jaren negentig de status dual-use (met zowel militaire als civiele toepassingen) krijgt, is export nog eenvoudiger. In 2001 krijgt Delft Instruments een nieuwe order voor het leveren van een productielijn, te danken aan “haar positie in de technologische voorhoede”, aldus het jaarverslag. In de jaren erna gaat voor vele miljoen euro’s aan ‘beeldversterkerbuizen’ – het hart van een nachtkijker – naar China, veelal onder
de parapluterm “surveillance en beveiligingsdoeleinden”. Of ze inderdaad gebruikt worden voor de vaak ‘civiele’ bestemmingen (spoor, havens, boswachterij, Olympische Spelen) waarvoor ze te boek staan is uiteraard de vraag, zo geven ook Nederlandse ambtenaren toe. In een enkel geval worden ook duidelijk militaire gebruikers, zoals bijvoorbeeld grensbewakingstroepen, als acceptabele bestemming gezien.
Een andere opmerkelijke kwestie is die van het Chinese snelvuurkanon voor marineschepen dat opmerkelijke overeenkomsten vertoont met de Goalkeeper van Thales Nederland. De Nederlandse regering en Thales doen de op de Goalkeeper lijkende kanonnen af als een merkwaardig voorbeeld van Chinese kopieerlust, maar dan van mindere kwaliteit. Daarmee blijft de vraag hoe China aan de betreffende technologie is gekomen onbeantwoord.
De meest belangrijke stap van de laatste jaren is echter het Nederlandse fiat geweest om in 2006, met een door de staat gedekte exportkredietverzekering, de export van militaire elektronica “plus bijbehorende opleidingen en logistieke diensten“ van Thales te faciliteren. De apparatuur ter waarde van 3,5 miljoen euro werd geleverd aan een Chinese scheepsbouwer die voor de Pakistaanse marine vier fregatten bouwt. Met het oog op de eerder door de regering erkende Chinese kopieerkunst, mag het bijzonder genoemd worden dat deze export groen licht krijgt met de simpele verwijzing naar het feit dat niet China maar Pakistan de uiteindelijke bestemming is.
Iets later, in 2007 schreven de toenmalige ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie – Verhagen en Van Middelkoop - overigens aan de Tweede Kamer dat de regering “niet afwijzend staat tegenover opheffing van het EU-embargo, mits de context daartoe aanleiding geeft”. Dat standpunt is zover bekend sindsdien niet gewijzigd.

Het Amerikaanse embargo was altijd wel volledig, met een verbod op de levering aan China van alle militaire goederen en diensten. Maar nadat de Amerikaanse president Obama in 2010 de deur op een kier zette voor de levering van een Hercules transportvliegtuig – door China uitsluitend te mogen gebruiken voor de bestrijding van olievervuiling op zee – dromen Europese fabrikanten ook van nieuwe afzetmogelijkheden en versoepeling van de Europese exportnormen. Zo liet het Italiaanse Finmeccanica, een van de vier grootste Europese wapenfabrikanten, onlangs weten dat wanneer de exportbeperkingen versoepeld zouden worden China een belangrijke groeimarkt zou kunnen zijn, bijvoorbeeld voor militaire transportvliegtuigen.

Begin 2010 stond opheffing voor het eerst sinds jaren op de Brusselse agenda, althans dat was de bedoeling van Spanje, maar net als bij eerdere pogingen bleef alles bij het oude. Ook
Frankrijk wil er wel van af, maar meer Atlantisch georiënteerde landen blijven voorstander van de Amerikaanse lijn, sommigen ook uit praktisch oogpunt: Washington heeft meermaals laten weten dat Europese bedrijven zouden kunnen fluiten naar Amerikaanse orders wanneer ze met het Chinese leger contracten zouden tekenen. Daarnaast bestaat een bredere angst de relatie met de VS te beschadigen.
Zolang het embargo standhoudt richt de Europese wapenindustrie zich daarom vooral op het aanboren van civiele markten, zoals bijvoorbeeld (onderdelen voor) passagiersvliegtuigen (Airbus/EADS, en op kleinere schaal ook Fokker Stork) en niet-militaire schepen (Damen Shipyards), in de hoop dat vanuit die contacten misschien in de toekomst alsnog militaire orders in het verschiet liggen.

Mede gedwongen door de Europese en Amerikaanse embargo’s heeft China zich de afgelopen 20 jaar voornamelijk op Russische wapens moeten richten. Omdat ook de Russen niet altijd het nieuwste van het nieuwste aan de Chinezen wilden verkopen – bedacht op hun beruchte kopieerkunst – zijn delen van de krijgsmacht, zoals de luchtmacht, zeker minder geavanceerd dan Peking had gewild. Niettemin is de industrie, met grote sommen staatssteun in vliegende vaart een inhaalslag aan het maken. Op de vliegshow in het Zuid-Chinese Zhuhai in november 2010 werd al met trots een hele serie onbemande vliegtuigen (de grote trend in de militaire vliegtuigbouw) aan de wereld getoond, naast ook steeds modernere gevechtsvliegtuigen en andere wapensystemen. Niet alleen bedient China hiermee de binnenlandse vraag, ook op exportgebied is China niet langer derderangs leverancier aan louter pariastaten. Naast omstreden klanten als Soedan, Pakistan, Birma en Congo, tonen in tijden van economische crisis ook minder betwiste regeringen interesse in de gunstige prijs/kwaliteit verhouding van de Chinese wapens. En net zoals dat voor westerse landen geldt, is de wapenexport voor China een uitgelezen manier om grondstofrijke landen aan zich te binden: een goede toegang tot natuurlijke hulpbronnen voor China’s industriële motor, in ruil voor degelijke wapens. Om die reden vergroot China de afgelopen jaren zijn invloedssfeer in vooral Afrika en Zuid-Amerika.

Wat dat betreft zou je kunnen stellen dat de enorme economische groei en de daarmee gepaard gaande militaire modernisering van China de afgelopen jaren de effectiviteit van het Europese wapenembargo vrijwel hebben ingehaald. Nog altijd genieten westerse wapenindustrieën een aanzienlijke technologische voorsprong, maar gezien het tempo waarin China op militair terrein moderniseert zal daarvan over tien of twintig jaar nog maar weinig over zijn. Aan de andere kant gaat het daar natuurlijk vanuit het oogpunt van het wapenexportbeleid niet om. Dat het Chinese regime geen ruimte biedt aan allerlei basale, universele mensenrechten is een prima reden om er geen wapens aan te verkopen. Aan de andere kant meet Europa met twee maten wanneer datzelfde niet geldt voor een hele trits andere landen die op dat gebied een minstens zo twijfelachtige reputatie genieten. Zonder de Chinese werkkampen en de onderdrukking van democratische krachten te bagatelliseren, rijst toch de vraag waarom China al 21 jaar sancties aan z’n broek heeft, terwijl voor landen als Kazachstan, Syrië of Tsjaad geen embargo geldt. Vanwege de eigen oliedorst levert het vrije westen massaal en zonder scrupules voor miljarden euro’s wapens aan Saoedi-Arabië, een van ’s wereld meest repressieve regimes.

Programmes & Projects
Countries
Theme
Companies
Institutions

Neuen Kommentar hinzufügen

CAPTCHA
Bild-CAPTCHA
Geben Sie die Zeichen ein, die im Bild gezeigt werden.
Diese Sicherheitsfrage überprüft, ob Sie ein menschlicher Besucher sind und verhindert automatisches Spamming.